Verhaal van Emmen – centrum
Zoeken in collectie Verhaal van Emmen - centrum
In het Verhaal van Emmen - centrum treft u het historisch verhaal aan van het centrum van het hoofddorp van de huidige gemeente Emmen.

De eerste historische vermelding van Emmen dateert uit 1139. In deze vermelding is sprake van een hofboerderij, in diverse oude teksten afwisselend aangeduid als "Hoofdhof", "Edele Hof", "Heerenhoff", "Honningshof" (de Leeuw, 2000). Ook de term 'Saalhof' is te vinden in oude teksten. Vermoedelijk slaat deze term niet op de hofboerderij, maar op een boerderij waaronder spiekertjes - keldertjes - waren gegraven. De Saalhof lag vermoedelijk tussen de huidige Wilhelminastraat, Julianastraat, Kerkhoflaan en Molenstraat. In de 19e eeuw is het tweemaal onderzocht, maar de resterende documentatie hiervan is beperkt: op basis van de onderzoeksgegevens moet het gaan om een gebied ter grootte van een voetbalveld, dat met twee wallen en twee grachten is omgeven. Op deze locatie lag vroeger het inmiddels verdwenen hunebed D44a.
De locatie van een hofboerderij in Emmen is niet toevallig, aangezien Emmen de eerste plaats in de regio was met een eigen kerkgebouw. Naast sporen van de houten voorgangers liggen onder de Grote Kerk aan de Hoofdstraat ook de fundamenten van een in 1228 gebouwde stenen kerk en diens opvolger, gebouwd in 1456 en grotendeels gesloopt in 1855. Tegenwoordig resteert alleen nog een deel van de oorspronkelijke toren.
Emmen ontwikkelde zich als een Drents esdorp, met collectieve landbouwgronden zoals de Schimmeresch en Westenesch. Deze essen lagen ten westen van het dorp en werden opgehoogd met mest uit potstallen. Ten noorden lag het Emmer Veld, een heidegebied, en ten oosten het Emmer zand, dat door overbegrazing en het afplaggen van heidevelden veranderde in stuifzand.
Het gebied van Centrum-Oost bleef lange tijd onbewoond vanwege natte omstandigheden. Pas na de aanleg van het Oranjekanaal (1853–1861) en de opheffing van de markewet in 1886, kon het gebied worden ontgonnen. De ontginning leidde tot kleinschalige agrarische structuren met kampjes zoals de Molenkamp, Veenkamp en Ensingkamp, herkenbaar aan smalle kavels, houtwallen en slootjes.
Vanaf de jaren 1930 tot 1955 werd het gebied langzaam bebouwd, met een geleidelijke overgang van agrarisch naar stedelijk gebruik. In de periode 1955–1965 veranderde Centrum-Oost ingrijpend: er kwamen voorzieningen zoals een ziekenhuis, (hoge)scholen en sportterreinen. Later volgden kantoren, een hotel en een theater. In dezelfde periode ontstond tussen het spoor en de Weerdingerstraat een kantoren- c.q. bedrijfsterrein. In de periode 1965 - 1975 zijn grote infrastructurele werken uitgevoerd, zoals de aanleg van de Van Schaikstraat en de Boermarkeweg, die niet zijn gebaseerd op aanwezige paden- of kavelstructuur. Na 1975 hebben enkele verplaatsingen, vervangingen c.q herinrichtingen plaatsgevonden waarbij de bestaande stedenbouwkundige structuur c.q. stratenpatroon, intact is gebleven.